Albatros
tip van edward
- geschreven doorYorick Goldewijk
Albatros - het nieuwe grote boek van Yorick Goldewijk, met een ongelooflijk mooi omslag van Martijn van der Linden - is een boek over mens zijn. Over de harde, nare kanten en over het gewicht dat de liefde, de muziek en ander bijzonders ertegenin brengen, of, zoals een van de twee hoofdpersonen het stelt: 'Als je alle haat van alle liefde aftrekt, dan blijft er altijd nog iets over. Dat zijn wij.' Met die filosofische inslag is Albatros familie van zijn twee prachtige boeken van vorig jaar, De boom die een wereld was en De chaos in Loïs, maar tegelijkertijd is deze roman ook breder en wijder en op een bepaalde manier wilder dan die twee vorige titels. Dat heeft met de grote greep van Goldewijk te maken, met zijn durf bij het aanvangen van het schrijven van dit boek, namelijk de vraag: 'Hoe zou het zijn als plotseling alle mensen op aarde in dieren veranderd zijn, behalve één jongen?'
Dat doet meteen denken aan een van mijn lievelingsboeken aller tijden, Pappa is een hond van Guus Kuijer. Daarin waren 'de mensen gewoon weggevaagd van de aarde, en dus niet in dieren veranderd, maar als kind dácht ik dat wel, omdat Mark, de hoofdpersoon van het boek, die (net als Abel in Albatros) aan het begin van de vertelling als enige ontwaakt in een eenzame wereld, een paar dieren om hem heen 'mama' (een koe) en 'papa' (een hond) noemt. In Albatros is Abels vader óók een hond, wat geen toeval kan zijn, net zoals het geen toeval kan zijn dat de reis in het boek, net als bij Pappa is een hond, er een naar het Zuiden is. Goldewijk brengt dus een ode aan Kuijer, en dat doet hij schitterend.
Even schitterend is Goldewijks taal. Die wordt - het werd in een recensie in Trouw al aangehaald - steeds krachtiger, stralender. Een van de vele bewijzen hiervoor is bladzijde 55. Op die pagina kantelt het verhaal, omdat de in een hert veranderde moeder van Abel, nét voor ze helemaal verdierlijkt, heel belangrijke dingen tegen haar zoon zegt. 'Ik wil dat je weet dat we van je houden, ook als we dat niet meer kunnen laten zien, of niet meer kunnen begrijpen, of weet ik veel wat.' Die laatste toevoeging, 'of weet ik veel wat', kan alleen van een heel goede auteur zijn. Hij doet spreektalig aan, waardoor deze dialoogzin veel echter wordt, maar hij toont ook de angst en onzekerheid van Abels moeder, die inderdaad geen idee heeft wat er aan het gebeuren is.
Nog zo'n mooi detail, van dezelfde pagina: wanneer Abel zijn armen om zijn moeders hals slaat, drukt hij zijn neus in haar vacht, en dan staat er: 'Voorjaar, een heel klein beetje nog.' Dat detail, die observatie is mooi én in-droevig.
En tenslotte is er het wijze vervolg van dat wat Abels moeder tegen haar zoon zegt: 'Het universum is een bizarre plek. Dat blijkt maar weer. Het enige wat je kunt doen is ademhalen en doorgaan, en zien wat er gebeurt.'
Albatros gaat over mens zijn, ik schreef het al. Maar ook over destructie, en het kleine beetje lieflijkheid wat we er blijkbaar af en toe tegenover zetten. Dat klinkt hoopvol, maar het boek getuigt toch vooral van een naderend einde. Juist omdat Goldewijk uitzoomt (in zijn gedachtenexperiment, en binnen het verhaal zelfs in tijd) maakt hij de extreme absurditeit van onze vernietigingsdrang duidelijk. Daardoor is Albatros niet alleen een grote stap in zijn oeuvre, maar ook een boek om in de kinderliteratuur lang bij stil te blijven staan.